Er zijn dagen waarop zegswijzen wel heel letterlijk toepasselijk zijn. Als ik aankom op de Burg in Brugge voor de WAK-poëziebrunch, druipend van het grils, aprils lenteweer, lijkt de tien man en een paardenkop de enige manier om het publiek te omschrijven. Niet meer dan tien mensen staan verspreid op het veel te grote, veel te lege plein. Eén iemand houdt een paraplu in de hand met het ironische opschrift ‘I love the sun’. Op de achtergrond klinkt af en toe het hoefgekletter van de toeristische paardenkoetsen.
De kracht van het woord
‘Poëzie op deze hopelijk zonnige zaterdagmorgen’ luidde de aankondiging van deze WAK-activiteit nog, maar die hoop was tevergeefs: vandaag zal de zon zich niet laten zien. Een teleurstelling in eerste instantie, want een brunch in openlucht zonder zon, is toch een beetje als een keramiek zonder rozijnen, als een café zonder bier. Maar al wie bij het zien van dit regenweer zijn kar keerde, had ongelijk. Onderschat immers nooit de kracht van het woord! Zeker niet als de enjabementen, rijmen en taalvirtuositeit rijkelijk overgoten worden met bekers gratis koffie, bakken vol ovenverse croissants en de tonen van Bob Dylan. Maar liefst veertien dichters dienen zich aan. Elk op hun eigen manier in het vak gerold. De ene won een wedstrijd op Erfgoeddag, de ander volgde een cursus bij Creatief Schrijven: ze krijgen allemaal vier minuten om het publiek van hun kunnen te overtuigen.
Poëzie op en naast het podium
Een voordeel van het geringe aantal mensen op het plein is ongetwijfeld het stemmige sfeertje dat er hangt. Bijna iedereen is dichter of is op zijn minst heel close met iemand die zo dadelijk het podium op moet. Hoewel er weinig geapplaudisseerd wordt- nogal moeilijk met koffie in de ene en paraplu in de andere hand- hangt er wederzijds respect in de lucht. Dat de dichters niet enkel op, maar ook naast het podium staan, wordt pas echt duidelijk als ik een man naar mijn reportersbadge zie kijken. ‘Hij is een hond de recensent, sla hem dood’ zegt hij. Even voelt het of hij met een gemene grijns hard op mijn tenen is gaan staan, tot hij-Sakasin is zijn naam, vervolgt hoe hij – in de jaren ’50 al- dweepte met Lucebert en Van Ostaijen. Hij heeft Paul Snoeck persoonlijk gekend en komt uit kringen van Kitschkillers en Selfkickers, kringen waarin rebellie de norm is. Deze man mag dan het podium betreden als amateur, hij weet duidelijk waarover hij spreekt.
Performers pur sang
Het valt op hoe iedereen op het podium niet alleen de kunst van het schrijven, maar ook die van het performen beheerst. Met een zacht timbre en intonatie op de juiste woorden slagen ze er stuk voor stuk moeiteloos in om de vier minuten ten volle te benutten om te overtuigen. Meermaals wijst de presentator ook op de Brugse Nacht van de Poëzie die volgende week in Brugge zal plaatsvinden, waar het aan de ‘Grote’ Vlaamse Poëten is. Maar de Bruggelingen moeten zeker geen week wachten op mensen die met een dichtersgave gezegend zijn: ook hier tiert het talent welig, zoveel is zeker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten